Fotografie is een medium dat al lang niet meer is weg te denken uit onze samenleving. Toch gebruiken we dit medium nog niet zo lang, maar is er wel het één en ander veranderd. In 1802 waren het Thomas Wedgwood en Sir Humphry Davy die er in slaagde om met behulp van licht en bewerkt papier een beeld wisten vast te leggen. Enkele jaren later was het Joseph Nicephore Niépce die wat meer met fotografie ging experimenteren waardoor de ontwikkeling van de fotografie vlot op gang kwam. Het duurde echter nog tot 1920 voordat de fotografie de meeste illustraties uit de modebladen zou vervangen.
Één van de eerste modefotografen was Baron Adolph de Meyer. Hij werd in 1913 ingehuurd om experimentele foto’s voor Vogue te maken. Vogue is sinds 1892 het medium van de mode-industrie om hun kleding bij het publiek aan de man te brengen. Tijdens de jonge jaren van Vogue maakte zij nog gebruik van illustrators als: Christian Berard en Georges Lepape.
In eerste instantie waren modeontwerpers argwanend richting fotografen omdat ze bang waren voor plagiaat. In deze tijd was exclusiviteit een stuk belangrijker dan publiciteit, iets wat tegenwoordig veel meer een rol speelt. Ook waren de eerste modefoto’s voornamelijk van beroemde actrices, aristocraten en modellen die in hun eigen
kleding poseerde. Allereerst vond modefotografie plaats in de studio, dit omdat het nog niet praktisch was om het buiten te doen in verband met te lange sluitertijden en hierdoor onscherp beeld. In de jaren 30 bedaarde de strijd tussen de fotografie en de (schilder)kunst. Fotografen weden beter geaccepteerd en de strijd tussen Vogue en Harpers Bazaar zorgde voor een gezonde concurrentie wat betreft het experimenteren met modefotografie. De acceptatie van de modefotografie zelf was toen echter nog niet aanwezig. Velen vonden het te commercieel of noemde het ‘geen echte fotografie’. Dit kwam ronde de jaren 40 pas aan bod, toen ook de mode minder werd gezien als iets puur voor de elite. De ontwikkelingen binnen de fotografie hadden er ondertussen voor gezorgd dat er op locatie gewerkt kon worden. Leica kwam met een camera waarvan de sluitertijd tot 1/1000 seconde kon, het formaat een stuk handzamer was, daarnaast kwam de eerste kleuren films op de markt. Stuk voor stuk nieuwe
mogelijkheden voor de fotograaf om een boeiend beeld te maken. Net als de schilderkunst steeds surrealistischer werd, zo gebeurde dit ook bij de fotografie. Onder andere Man Ray en Horst P. Horst paste dit toe in hun werk, dit zorgde voor een samensmelting van contemporary art en mode.
De tweede wereld oorlog veroorzaakte een grote stilstand qua mode en fotografie. Parijs was, en kon niet langer het ‘walhalla’ van de mode zijn en zo verhuisde de mode en de fotografie naar de verenigde staten. Gedurende de tweede wereld oorlog was de vraag naar luxe modebladen niet echt aanwezig. De mode veranderde en werd praktischer, realistischer en meer afgestemd op de gewone mens. In 1947 was Christian Dior het die de glamour weer terug bracht in de modewereld. Deze “New Look” werd door het publiek ontvangen als het na-oorlogse symbool van jeugd, hoop en toekomst.
Erwin Blumenfeld gaf ondertussen de fotografie een duwtje in de goede richting door als eerste de beruchte Hasselblad camera en zijn groothoeklens in gebruik te nemen. Hierdoor ontstonden wederom nieuwe mogelijkheden zoals een variabel perspectief en meer speling qua compositie. Irving Pen zette nieuwe standaarden neer met zijn boeiende, sterke, bijna grafische beelden.
De rol van mode veranderde nog drastischer rond 1950. Mode werd nu echt gezien als massaproduct, naast de modebladen was mode nu ook te vinden in kranten en andere nieuwsbladen. Het model verkreeg de status van beroemdheid en icoon van schoonheid.
Jonge fotografen brachten een nieuwe energieke invloed met zich mee waardoor de grenzen van schoonheid, smaak en naaktheid verschoven. Richard Avedon pionierde met een semi-documentaire stijl van fotograferen. Het vertellen van een verhaal in je foto werd dus belangrijker dan alleen het laten zien van mooie kleding.
Doordat de rechten en plichten van de vrouw een grote verandering doormaakte in de zestiger en zeventiger jaren en hierdoor steeds meer feminisme ontstond veranderde de mode mee. Zoals Bob Richardson zei:
I wanted to put reality in my photographs. Sex, drugs and rock “n” roll. That’s what was happening. And I was going to help make it happen. Boy they did not want that in America. Some of those editors were still wearing white gloves to couture.’
Niet langer was het Parijs die bepaalde wat er in de mode was, maar was het ‘het echte leven’ en de straatcultuur die dit bepaalde. In Engeland had je de “Terrible Three” die bestond uit: David Bailey, Terence Donovan en
Brian Duffy. Zij experimenteerde als eerste met het vastleggen van erotiek en spontaniteit in modefotografie. Deze jonge fotografen zagen zichzelf als supersterren en de media stond toe dat ze konden doen wat ze wilden ondanks de ,voor sommige mensen, schokkende erotische beelden. Deze verandering zorgde er ook voor dat de rollen van de fotografie verschoven. Nova Magazine, dat in 1965 zijn eerste druk had, legde deze tijdsgeest vast en richtte zich daarbij voornamelijk op kunst en de sfeer van de foto dan op de kleding zelf.
Het gevolg op de extreme mode uit de jaren 60 als space, hippie en mini werden vervangen door een realistische praktische mode in de jaren 70. Spijkerstof, ook wel denim genoemd, werd het uniform van de wereld.
Vrouwelijke fotografen zoals: Eve Arnold, Sarah Moon en Deborah Tuberville, werden dankzij het feminisme eindelijk geaccepteerd en fotografeerde vrouwen op hun eigen manier en niet als lustobject of geïdealiseerde iconen van vrouwelijkheid. Deze acceptatie zorgde voor een algehele verschuiving van de schoonheidsidealen, zo veranderde ook de modellen en werden blanke modellen vergezeld door ‘de engel van Afrika’ Iman Abdulmajid.
In de jaren 70 ontstond er een nieuwe tak binnen de modefotografie. Waar voorheen moeite gedaan moest worden om een klein gedeelte van de modecollecties te fotograferen, ontstond toen de eerste catwalk-fotografie, waardoor de gehele collectie in de media gepubliceerd kon worden. Tegen de jaren 80 was de modefotograaf uitgegroeid tot één van de belangrijkste factoren om mode aan het publiek aan te bieden. Mode was ‘booming business’ en werd al snel een uitgebreide happening wanneer er een nieuwe collectie verscheen. Materialisme, glamour en hedonisme stonden dan ook centraal in deze periode. Supermodellen werden gezien als vormen van fysieke perfectie, maar naast de klassieke schoonheidsbeelden begon ook het individu als schoonheidsvorm belangrijker te worden.
De jaren 90 kwamen dan ook met een reactie op al dat materialisme & glamour. De mode-fotografie begon met een minimalistische aanpak en richtte zich veel meer op het ‘echte’ leven en attitude, dan op de kleding. Veel mensen gaven kritiek op deze aanpak en de daarbij horende dunne modellen. Onder andere President Bill Clinton zei het volgende in een reactie op modefotografie:
‘You do not need to glamorize addiction to sell clothes. American fashion has been an enormous source of creativity and beauty and art and, frankly, economic prosperity for the United States and we should all value and respect that, but the glorification of heroin is not
creative, it’s destructive, it’s not beautiful; it’s ugly. And this is not about art; it’s about life and death. And glorifying death is not good for any society.’
Kortom, fotografie en mode hebben samen al een hele geschiedenis achter de rug waarbij ze elkaar steeds wisten te ondersteunen. De boodschap die een modefotograaf met zijn beeld mee wil geven is echter niet verandert, want nog steeds is het de taak van de fotograaf om een interessant en mooi beeld neer te zetten waar graag naar gekeken wordt. Elementen uit de modefotografie die constant zijn gebleven zijn de mooie vrouw, de gewilde kleding en de
getalenteerde fotograaf. Modefotografie is als een wereld waarin het schoonheidsideaal en de kleding steeds verandert, maar het magische van het beeld keer op keer hetzelfde blijft.